Behind The Desks: Merlijn Olnon, Hoofdredacteur van De Nederlandse Boekengids

De Coöperatie is van én voor freelancejournalisten. Zo verhuren we ook een aantal vaste werkplekken, een aanbod waar met plezier gebruik van wordt gemaakt door journalisten van diverse pluimage. Wij stellen ze aan je voor. Deze keer in de spotlight: Merlijn Olnon, hoofdredacteur van de Nederlandse Boekengids.

Wat voor journalist ben je?
‘Geen, wil ik haast zeggen, maar misschien is dat niet helemaal de waarheid en ben ik vooral een cultureel én wetenschapsjournalist – en ondernemer. ‘Ik ben ooit een veelbelovende wetenschappelijke carrière begonnen in Leiden, waar ik Turkse Talen en Culturen studeerde. Daarna ben ik, na een tijdje in Cambridge, teruggekomen om een PhD te doen. Daar heb ik na mijn AiO-schap uiteindelijk nog acht jaar over gedaan, dat krijg je als je onderzoeken heel leuk vindt: te veel onderzocht en te weinig geschreven. Tijdens het schrijven van mijn proefschrift ben ik om mijn sociale vaardigheden en netwerk te onderhouden bij Atheneum Boekhandel gaan werken. Een ‘baantje’, dacht ik destijds, maar ik nam best veel verantwoordelijkheid op me; ik begon met de in- en verkoop van Geschiedenis, Politiek en Midden-Oosten maar deed er al snel de hele studieboekenoperatie bij, op het Spui, het Roeterseiland en voor de drie vestigingen aan de Hogeschool van Amsterdam. Ondertussen heb ik – wat langzaam dus – mijn proefschrift afgerond en ben ik om mijn Nederlandse schrijf- en redactievaardigheden te ontwikkelen iets minder dan vier jaar redacteur bij De Gids geweest. Omdat ik graag door wilde met redactie en het belangrijk vind dat er onafhankelijke en levensvatbare platforms zijn die wetenschap, maatschappij en kunst met elkaar verbinden heb ik de Nederlandse Boekengids opgericht, een soort Nederlandse versie van The New York Review of Books.

Het is bij een krant of tijdschrift van belang dat je meerdere perspectieven hebt

Ik begon dat initiatief met één mederedacteur, zonder voorfinanciering en met kortlopende factuurgaranties van uitgeverij Amsterdam University Press. Veel meer werk en risico dan gedacht natuurlijk en de samenwerking leed daaronder – dus een halfjaar na oprichting (oktober 2015) stond ik er opeens alleen voor. Na twee nummers (van de zes per jaar)  noodgedwongen alleen gemaakt te hebben ben ik gaan uitbreiden. Ik ben best breed georiënteerd, maar volgens mij is het bij een krant of een tijdschrift, zeker bij cultuur- en literratuurkritiek, van belang dat je meerdere perspectieven hebt en dat lukt niet in je eentje. Doordat ik bij Atheneum ook de studieboeken deed werkte ik nauw samen met vrijwel alle studieverenigingen van de UvA. Dat resulteerde uiteindelijk (in het najaar van 2016) in de formatie van een echte redactie. Dat werd de eerste echte boekengidsredactie: een vriendengroep van de masteropleiding Wijsbegeerte. Het voordeel is dat filosofen heel goed lezen dus heel goed op detail, structuur en argumentatie lezen. Inmiddels bestaat de bezoldigde productieredactie uit tien mensen, de gehele redactie uit dertig. Iets waar ik daarbij bijzonder trots op ben is dat alle productieredacteuren van het eerste uur, net als alle daarop volgende, nog altijd nauw betrokken zijn bij het tijdschrift.

Samen maken we zes tijdschriften per jaar waarin nieuw verschenen boeken worden besproken, maar niet zoals kranten dat doen. Zij vertellen je wat er in een boek staat en geven hier een mening (recensie) over, wij proberen onze auteurs een dialoog met de boeken die ze bespreken aan te laten gaan. Daarom vragen we mensen vanuit de wetenschap en de literatuur – mensen die echt kennis van zaken hebben – in gesprek te gaan met de boeken die ze bespreken. Zo creëren we per nummer een stuk of twintig langere stukken (1250 tot 3750 woorden) die allemaal een specifiek disciplinair of maatschappelijk veld in de volle breedte voor de lezer ontsluiten. We proberen een goede balans te bewaren tussen geschiedenis, literatuur, bèta, politiek en maatschappij.’

We vragen mensen vanuit de wetenschap en literatuur in gesprek te gaan met de boeken die ze bespreken

Hoe ben je bij De Coöperatie terechtgekomen?
‘Via Teun Gautier (mede-oprichter van De Coöperatie, red.). Die kende ik via De Gids, als uitgever van De Groene Amsterdammer, waarbij De Gids verschijnt. We zijn altijd in gesprek gebleven. Hij stelde op een gegeven moment voor webhosting en werkruimte te huren via De Coöperatie. We hebben daarop een poos op het Westeinde gehuurd bij De Coöperatie, en bij de Rai, toen een tijdje niet en nu weer op de Tempel. De hosting hebben we uiteindelijk niet bij De Coöperatie ondergebracht maar, via Jan-Jaap, wel de webdevelopment bij Reporters Online. De vraag is daar hoe je het meeste uit je (abonnee)website haalt en blijft halen: heel belangrijk natuurlijk, voor een abonneetijdschrift. Vooral: hoe converteer je lezers (in ons geval 250.000 per jaar) naar abonnees? Dat gaat heel goed, de afgelopen drie jaar hebben we in ieder geval ieder jaar de abonnee-inkomsten verdubbeld. Tijdens corona hebben we een tijdje digitaal vergaderd, maar dat was niet goed voor de dynamiek, als je het over ideeënvorming hebt werkt dat gewoon niet. Daarom huren we nu weer een vaste vergaderplek (op maandagen) en de hele week twee werkplekken bij De Coöperatie.’

Waarom zit je bij De Coöperatie?
‘Ik gebruik het op een iets andere manier dan andere huurders; niet als particulier of als individuele ondernemer. De mogelijkheid om vergaderruimte te huren en gebruik te maken van digitale expertise is heel fijn. Ook maken we graag gebruik van de losse werkplek die we extra huren.’